Binnenniveau bij indirecte hinder onvoldoende onderzocht
Bekijk het overzichtCasus Milieuvergunning voor een bierbrouwerij. Appellant voert aan dat de geluidbelasting van het verkeer onvoldoende is onderzocht nu slechts is uitgegaan van het verkeer van en naar de inrichting. Rechtsvraag:Is de geluidbelasting van het verkeer in voldoende mate onderzocht
Voor de beoordeling van geluidhinder van verkeersbewegingen van en naar de inrichting heeft het college de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting” van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de circulaire) gehanteerd. In de circulaire wordt een voorkeursgrenswaarde aanbevolen van 50 dB(A) etmaalwaarde. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is volgens de circulaire toegestaan tot 65 dB(A), indien en voor zover redelijkerwijs geen bron- of geluidwerende maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen en indien rekening wordt gehouden met onder meer de geldende grenswaarde voor het totale wegverkeer uit de Wet geluidhinder, waaronder de maximaal toelaatbare binnengrenswaarde van 35 dB(A).
Het college heeft in het verweerschrift erkend dat slechts is uitgegaan van de geluidbelasting van het verkeer van en naar de inrichting. Nu niet de binnenshuis optredende geluidbelasting van het totale wegverkeer is berekend, maar slechts die van het verkeer van en naar de inrichting, is niet duidelijk of de geluidbelasting onder de binnengrenswaarde van 35 dB(A) blijft. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid.
(LJN BZ7791, Raad van State, 17 april 2013)